liegen
Nederlands
Woordafbreking
- lie·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onwaarheid spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
liegen /'li.ɣə(n)/ |
loog /lox/ |
gelogen /ɣə.'lo.ɣə(n)/ |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
liegen
- met opzet dingen vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd
- Lieg niet en vertel me de waarheid!
Vertalingen
1. met opzet feiten vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liegen | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
liegen
- (kaartspel) een eenvoudig kaartspel
- Bij liegen probeer je zo snel mogelijk alle kaarten kwijt te raken.
Gangbaarheid
- Het woord liegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'liegen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.