lette

• Geluid:  lette    (hulp, bestand)

• let·te

lette

1. enkelvoud verleden tijd van letten
   

   • Ik lette. 
     
   • Jij lette. 
     
   • Hij, zij, het lette. 

2. aanvoegende wijs van letten

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈlεdə /

• let·te

• Werkwoord: Afleiding van het Deens bijvoeglijke naamwoord let

lette, g / o

1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van let

lette, mv

1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van let

lette

1. ontlasten, opluchten, verlichten
2. verhelpen
3. (luchtvaart) (vliegtuig) opstijgen
4. (scheepvaart) (anker) hijsen, lichten

• [1]: {{Q|lette sig]]

lette, g

• (demoniem) Let (mannelijke vorm)
• (demoniem) Letse (vrouwelijke vorm)

• Letland
• lettisk

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈletə /

• let·te

• Werkwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord létta
• Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord létti

lette, m / v / o

1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van lett

lette, mv

1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van lett

• leita
• leitede
• leitete
• leitte

lette

1. verleden tijd van lete

• leita
• leitet
• leitte

lette

1. overgankelijk verlichten

1. «Teknologien lettet arbeidet.»

   De technologie verlichtte de arbeid.

2. overgankelijk lenigen, opluchten

1. «Vi er veldig lettet i dag.»

   We zijn erg opgelucht vandaag.

2. overgankelijk, (scheepvaart) (anker) hijsen, lichten
3. overgankelijk(hut) optillen
4. onovergankelijk opstijgen

1. «Flyet lettet.»

   Het vliegtuig steeg op.

2. onovergankelijk, (meteorologie) (wolken, mist) afnemen, (weer) opknappen

1. «Tåken letter.»

   De mist neemt af.

• [1-2]: hjelpe

• [1]: befri
• [3]: løfte
• [5]: klarne opp
• [6]: avta

• lette på
• lette på seg

lette, m

1. opluchting

1. «Hjelpen kom som en stor lette for dem.»

   Hulp kwam als een groot opluchting voor hen.

• lettelse

• skattelette

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈletə /

• let·te

• Werkwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord létta
• Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord létti

lette

1. overgankelijk verlichten
2. overgankelijk lenigen
3. overgankelijk, (scheepvaart) (anker) opgaan
4. overgankelijk (hut) optillen
5. onovergankelijk opstijgen
6. onovergankelijk, (meteorologie) (wolken, mist) afnemen, (weer) opknappen

• [1-2]: hjelpe

• [3]: lyfte
• [5]: klarne opp
• [6]: avta

• lette oppunder
• lette på
• lette på seg

lette, m

1. opluchting

1. «Hjelpa kom som ein stor lette for dei.»

   Hulp kwam als een groot opluchting voor hen.

• skattelette