leenwoord

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leen·woord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘woord aan een andere taal ontleend’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • samenstelling van  leen ww  en  woord  
enkelvoud meervoud
naamwoord leenwoord leenwoorden
verkleinwoord leenwoordje leenwoordjes

Zelfstandig naamwoord

leenwoord o

  1. (taalkunde) een woord dat door een taal aan een andere taal ontleend is
    • Het zelfstandige naamwoord 'download' is een leenwoord uit het Engels. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leenwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.