borgen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  borgen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bɔrɣən/
Woordafbreking
  • bor·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
borgen
borgde
geborgd
zwak -d volledig

Werkwoord

borgen

  1. overgankelijk (techniek) vastzetten
    • Een schroef borgen. 
  1. garanderen
    • Zekerheid borgen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord borgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
bergen

borgen

  1. meervoud verleden tijd van bergen
    • Wij borgen. 
    • Jullie borgen. 
    • Zij borgen. 

Zelfstandig naamwoord

borgen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord borg

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.