capabel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  capabel    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑˈpabəl/
Woordafbreking
  • ca·pa·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bekwaam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1642 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen capabelcapabelercapabelst
verbogen capabelecapabelerecapabelste
partitief capabelscapabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

capabel

  1. iemand die in staat is zijn functie naar behoren uit te voeren
    • - Hij is een capabele medewerker. 
    • - Beroemde verzameling biografieën van Romeinse heersers uit de 2de en 3de eeuw. Soms zat er een capabel mens op het pluche, soms een ‘perverse krankzinnige’, onder wie Marcus Aurelius Antoninus, beter bekend als Elagabalus of Heliogabalus, die vrouwen voor zijn wagen liet spannen en ereambten toekende aan mannen op basis van de grootte van hun geslacht.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord capabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.