kubus
![](../I/m/Hexahedron.gif)
Nederlands
Woordafbreking
- ku·bus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hexaëder’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kubus | kubussen |
verkleinwoord | kubusje | kubusjes |
Zelfstandig naamwoord
kubus m
- (wiskunde) een regelmatig zesvlakkig lichaam, begrensd door zes gelijke vierkanten
Hyponiemen
- hyperkubus, puzzelkubus, zitkubus
Verwante begrippen
Regelmatige veelvlakken in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tetraëder • hexaëder • octaëder • decaëder • dodecaëder • icosaëder |
Vertalingen
1. een regelmatig zesvlakkig lichaam, begrensd door zes gelijke vierkanten
|
|
Gangbaarheid
- Het woord kubus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kubus' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.