kif

Nederlands

Cannabis sativa
Uitspraak
  • Geluid:  kif    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kif
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘hasjiesj’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kif -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kif v / m

  1. (plantkunde), (medisch) wordt gemaakt van de bloemtoppen of zaaddoosjes van de vrouwelijke, onbevruchte hennepplant Cannabis sativa (variëteit indica) dat een hoog gehalte van de stof THC bevat en kan worden gebruikt als medicijn of genotmiddel
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

kif m

  1. (spreektaal) stickie, joint [1]
  2. (spreektaal) passie, fantasie, plezier
  1. «La moto, c’est son kif à Patou.»
    Motorrijden is Patou's passie. [1]
  2. (spreektaal) verlangen
  1. «Il a le kif d’acheter une Merco.»
    Hij droomt ervan een Mercedes te kopen. [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.