passie
Nederlands
Woordafbreking
- pas·sie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lijden van Christus’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | passie | passies |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
passie v
- een zaak waar het hart naar uitgaat
- Alles wat met de zee te maken heeft is altijd al zijn passie geweest.
- (religie) het lijdensverhaal van de kruisiging van Jezus
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Als de vos de passie spreekt, boer pas op je kippen (ganzen).
als een bedrieger of slijmbal vrome dingen zegt moet je extra voorzichtig met deze persoon zijn
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord passie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'passie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.