kiezen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
kiezenkiezend
keuzegekozen
keur
kust
kiezer
Uitspraak
Woordafbreking
  • kie·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘een keus doen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kiezen
koos
gekozen
klasse 2 volledig

Werkwoord

kiezen

  1. overgankelijk uit meerdere mogelijkheden één nemen
    • Hij koos uiteindelijk toch de rode rozen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • kiezen voor
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

kiezen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kies
Uitdrukkingen en gezegden
  • voor je kiezen krijgen
iets waarmee je geconfronteert wordt zonder dat je erom gevraagd hebt
  • Ze hadden best eens kunnen experimenteren met een week die twee keer zo lang was, zodat je tenminste niet de ene na de andere maandag voor je kiezen kreeg. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord kiezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.