rösta

Niet te verwarren met: rosta

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  rösta    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈrös:ta /
Naar frequentie 3385
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
rösta
röstade
röstat
volledig

Werkwoord

rösta

  1. onovergankelijk een stem uitbrengen, kiezen, stemmen
  1. «Rwanda har som väntat röstat ja till att ändra landets grundlag för att låta president Paul Kagame styra längre.»
    Rwanda heeft, zoals verwacht, gestemd om de grondwet te wijzigen om president Paul Kagame laten länger te regeren.
Synoniemen
  • välja
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • rösta blankt
een blanco stimbiljet afgeven
  • rösta ja
met ja stemmen
  • rösta nej
met nee stemmen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.