elixir
Nederlands
![](../I/m/Chartreuse_Elixir_vegetal1_08.jpg)
elixir
Woordafbreking
- elixir
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Arabisch الإكسير - al-'iksīr [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elixir | elixirs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
elixir o
- een ingedikt, stroperig aftreksel van kruiden of planten dat vaak alcohol bevat
- Pontificaal gezeten in mijn bomma's fauteuil, onder de Byzantijnse afbeelding van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in haar karmozijnrode gewaad, een drupje Elixir d'Anvers op het ovale bijzettafeltje, liet heeroom tijdens zijn congé sigarenrook de kamer in kringelen. [2]
- een drankje, waaraan doorgaans bepaalde magische of geneeskundige eigenschappen worden toegeschreven
Hyponiemen
- maagelixir, levenselixir
Gangbaarheid
- Het woord elixir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'elixir' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.