kapitaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pi·taal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vermogen’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'capitâlis' ofwel caput (hoofd) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kapitaal kapitalen
verkleinwoord kapitaaltje kapitaaltjes

Zelfstandig naamwoord

kapitaal o

  1. groot bedrag
  2. rentegevend bezit, vermogen
  3. (economie) fonds, benodigd voor een onderneming of zaak
  4. (economie) de derde productiefactor naast natuur en arbeid, bestaande in de gezamenlijke productiemiddelen
  5. de bezitters van de productiemiddelen, de kapitalisten
  6. (economie) bedrag dat door de eigenaar(s) van een zaak is gestort
  7. (boekbinderij) sierrandje boven- en onderaan de rug van een gebonden boek
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord kapitaal kapitalen
verkleinwoord kapitaaltje kapitaaltjes

Zelfstandig naamwoord

kapitaal v / m

  1. (typografie) hoofdletter, grote letter
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kapitaalkapitalerkapitaalst
verbogen kapitalekapitalerekapitaalste
partitief kapitaalskapitalers-

Bijvoeglijk naamwoord

kapitaal

  1. van de hoogste rang, van de grootste soort
  2. voortreffelijk, kostelijk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kapitaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.