onderneming
Nederlands
Woordafbreking
- on·der·ne·ming
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van ondernemen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderneming | ondernemingen |
verkleinwoord | onderneminkje | onderneminkjes |
Zelfstandig naamwoord
onderneming v
- een organisatie
- Hij wil hier een onderneming gaan starten.
- een gewichtige zaak die men op zich neemt
- Dat is wel een hele onderneming, zeg!
Hyponiemen
- handelsonderneming, kennisonderneming, koffieonderneming, spoorwegonderneming, taxionderneming, transportonderneming, vervoersonderneming
Afgeleide begrippen
- ondernemingsbestuur, ondernemingsgeest, ondernemingsgewijs, ondernemingskamer, ondernemingsklimaat, ondernemingsmodel, ondernemingsplan, ondernemingsraad, ondernemingsvorm
Vertalingen
1. een organisatie
Gangbaarheid
- Het woord onderneming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onderneming' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.