bedrag
Nederlands
Woordafbreking
- be·drag
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geldsom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1288 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrag | bedragen |
verkleinwoord | bedragje | bedragjes |
Zelfstandig naamwoord
bedrag o
- Ik heb een aanzienlijk bedrag op mijn rekening staan.
Hyponiemen
- dagbedrag, drempelbedrag, eindbedrag, geldbedrag, jaarbedrag, recordbedrag, schikkingsbedrag, totaalbedrag, uitkoopbedrag
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bedrag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bedrag' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.