importeren
Nederlands
Woordafbreking
- im·por·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘invoeren’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse importer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
importeren |
importeerde |
geïmporteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
importeren [3]
- overgankelijk (economie) (vanuit het buitenland) invoeren
- Er werd veel geïmporteerd in dit jaar.
- (informatica) invoeren van gegevens in een informatiesysteem
Afgeleide begrippen
- importeur, importeerbaar
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord importeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'importeren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.