hulpgever

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hulpgever hulpgevers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hulpgever m

  1. de algemene benaming voor een persoon die hulp verleent aan een slachtoffer
    • Maar wat als de medewerkers vermoeden dat er strafbare feiten zullen worden gepleegd, of al gepleegd zijn? ‘Dan kunnen zij dat doorgeven aan politie en parket’, zegt De Boeck. ‘Zijzelf respecteren het beroepsgeheim van de hulpgever, maar de politie kan wel IP-adressen of telefoongegevens achterhalen als er gevaar is.’ [1] 
    • Ik neem een folder mee. Je blijkt hier ook een opleiding tot "Emotioneel-Spiritueel Hulpgever" te kunnen volgen. [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord hulpgever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. De Standaard 20 mei 2017 Anonieme hulplijn biedt pedofielen luisterend oor
  2. De Standaard 16 april 2005 Een kuur in het bezinningshotel. Het Alexje in grote Alex]
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.