hulpgever
Nederlands
Woordafbreking
- hulp·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hulp zn en gever zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hulpgever | hulpgevers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
hulpgever m
- de algemene benaming voor een persoon die hulp verleent aan een slachtoffer
- Maar wat als de medewerkers vermoeden dat er strafbare feiten zullen worden gepleegd, of al gepleegd zijn? ‘Dan kunnen zij dat doorgeven aan politie en parket’, zegt De Boeck. ‘Zijzelf respecteren het beroepsgeheim van de hulpgever, maar de politie kan wel IP-adressen of telefoongegevens achterhalen als er gevaar is.’ [1]
- Ik neem een folder mee. Je blijkt hier ook een opleiding tot "Emotioneel-Spiritueel Hulpgever" te kunnen volgen. [2]
Hyponiemen
- brandweerman, EHBO'er, politieagent, arts, verpleegkundigen
Gangbaarheid
- Het woord hulpgever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hulpgever' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- De Standaard 20 mei 2017 Anonieme hulplijn biedt pedofielen luisterend oor
- De Standaard 16 april 2005 Een kuur in het bezinningshotel. Het Alexje in grote Alex]
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.