hoofddoek
Nederlands
![](../I/m/Model_wearing_headscarf_(5388752748).jpg)
vrouw met hoofddoekje
Woordafbreking
- hoofd·doek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoofd en doek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofddoek | hoofddoeken |
verkleinwoord | hoofddoekje | hoofddoekjes |
Zelfstandig naamwoord
hoofddoek m
- een vierkante lap stof die vooral door vrouwen driehoekig samengevouwen over het hoofd gedragen wordt
- In islamitische kringen wordt het dragen van hoofddoekjes veelal als religieuze plicht gezien.
- Vanachter halfgesloten ogen zag ik een vrouw met een Schots geruite rok en een hoofddoek met gespreide armen op me afrennen. Ik besloot me niet te verzetten. Willoos liet ik me heen en weer schudden. [1]
Vertalingen
1. een vierkante lap stof die vooral door vrouwen driehoekig samengevouwen over het hoofd gedragen wordt
Gangbaarheid
- Het woord hoofddoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hoofddoek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.