herder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  herder    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɦɛrdər/
Woordafbreking
  • her·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoeder van een kudde’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord herder herders
verkleinwoord herdertje herdertjes

Zelfstandig naamwoord

herder m

  1. (beroep) (veeteelt) begeleider en bewaker, meestal van een kudde schapen of ander vee
  2. (zoogdieren) een hondenras
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord herder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Koerdisch

Bijwoord

herder

  1. overal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.