herder
Nederlands
Woordafbreking
- her·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herder | herders |
verkleinwoord | herdertje | herdertjes |
Zelfstandig naamwoord
herder m
- (beroep) (veeteelt) begeleider en bewaker, meestal van een kudde schapen of ander vee
- (zoogdieren) een hondenras
Hyponiemen
- opperherder, schaapherder, schaapsherder, veeherder, zielenherder
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord herder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'herder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.