heil

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heil    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦɛjl/
Woordafbreking
  • heil
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘welzijn, redding’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • Afgeleid van heel (onaangetast, volledig). [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord heil -
verkleinwoord heiltje heiltjes

Zelfstandig naamwoord

heil o

  1. welzijn, voorspoed, redding, verlossing
    • Veel heil en zegen! (nieuwjaarswens) 
  1. voordeel.
    • Ik zie daar geen heil in. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.