heilbot
Nederlands
Woordafbreking
- heil·bot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1476 [1]
- samenstelling van heil en bot [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heilbot | heilbotten |
verkleinwoord | heilbotje | heilbotjes |
Zelfstandig naamwoord
heilbot m
- (vissen) Hippoglossus hippoglossus
, grote schol, reus onder de platvissen, consumptievis
Vertalingen
1. Hippoglossus hippoglossus, grote schol, reus onder de platvissen, consumptievis
Gangbaarheid
- Het woord heilbot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heilbot' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.