zaligheid
Nederlands
Woordafbreking
- za·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | zaligheid | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | zaligheid | zaligheden |
verkleinwoord | zaligheidje | zaligheidjes |
Zelfstandig naamwoord
zaligheid v
- (religie) een toestand waarin men gerechtvaardigd is tegenover God
- De zaligheid van paus Johannes Paulus II is onlangs door de huidige paus afgekondigd.
- overdrachtelijk iets geweldig fijns
- Wat een zaligheid dat je eindelijk voor dat examen geslaagd bent!
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zaligheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zaligheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.