behoud
Nederlands
Woordafbreking
- be·houd
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van behouden.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | behoud | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
behoud o [1]
- het behoeden voor of verhinderen van een teloorgang
- Die behandeling is het behoud van het hout gebleken.
- In de natuurkunde bestaan behoudswetten die het behoud beschrijven van energie, massa, impuls, impulsmoment en lading in een gesloten systeem.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- lijfsbehoud, machtsbehoud, natuurbehoud, nummerbehoud, voorbehoud, vormbehoud, zelfbehoud
Afgeleide begrippen
- behoudsman, behoudswet, behoudzucht
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
behouden |
behoud
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behouden
- Ik behoud.
- gebiedende wijs van behouden
- Behoud!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behouden
- Behoud je?
Gangbaarheid
- Het woord behoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'behoud' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.