zielenheil
Nederlands
Woordafbreking
- zie·len·heil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziel zn en heil zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielenheil | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zielenheil o [1]
- het geluk en de rust die je hebt als je leeft als een goed mens
- Een leider binnen de Russisch-Orthodoxe Kerk heeft de gelovigen vrijdag opgeroepen te bidden voor „het zielenheil” van Vladimir en Ljoedmila Poetin. „Het bericht van hun scheiding is triest nieuws”, zei Kirill Frolov van de Orthodoxe Burgerunie.[2]
- (religie) de rust en het geluk van een overleden persoon in het hiernamaals
- Ook zaterdag werd de populaire Bhumibol overal herdacht. Talloze onderdanen, veelal in het zwart gekleed, alsmede vele boeddhistische monniken baden op straat voor het zielenheil van de overleden koning. De kroonprins is veel minder populair. Prins Maha is drie keer getrouwd en gescheiden, en liet zich weinig in Thailand zien. Hij verbleef onder meer vaak en lang in Duitsland.[3]
Vertalingen
1. het geluk en de rust die je hebt als je leeft als een goed mens
Gangbaarheid
- Het woord zielenheil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zielenheil' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 07 jun. 2013
- de Telegraaf 15 okt. 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.