heilig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heilig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦɛj.ləɣ/
Woordafbreking
  • hei·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verheven’ voor het eerst aangetroffen in 776 [1]
  • afgeleid van heil met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen heiligheiligerheiligst
verbogen heiligeheiligereheiligste
partitief heiligsheiligers-

Bijvoeglijk naamwoord

heilig

  1. door wijding aan het goddelijke bijzonder gemaakt
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De heilige hermandad
de politie [3]
  • Een heilig boontje zijn
erg braaf zijn
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
heiligen

heilig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heiligen
    • Ik heilig. 
  2. gebiedende wijs van heiligen
    • Heilig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heiligen
    • Heilig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord heilig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.