kapot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kapot    (hulp, bestand)
  • IPA: /ka'pɔt/
Woordafbreking
  • ka·pot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘stuk’ voor het eerst aangetroffen in 1717 [1]
  • Van het Duitse kaputt, dat op zijn beurt is ontleend aan ofwel het Franse capot ofwel het Hebreeuwse kaparôt. Een derde verklaring is dat het een verkorting is van de Middeleeuws Latijnse uitdrukking caput essere ("onbruikbaar/onnodig worden"); in feite zou kapot dan hetzelfde woord zijn als het Latijnse caput.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kapotkapotterkapotst
verbogen kapottekapotterekapotste
partitief kapotskapotters-

Bijvoeglijk naamwoord

kapot

  1. gebroken (van glas, porselein enz.)
    • Tja, als je dat glas laat vallen is het kapot. 
  1. niet meer goed functionerend
    • Mijn computer is kapot. 
  1. (informeel) erg verdrietig of geschokt
    • Ik was er kapot van. 
  1. (informeel) erg moe
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • stikkapot
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kapot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.