halo

2. een diffuse lichtgevende ring rond de zon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  halo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhalo/
Woordafbreking
  • ha·lo
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lichtende kring om zon of maan’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1]
  • van Frans halo [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord halo halo's
verkleinwoord halootje halootjes

Zelfstandig naamwoord

halo m

  1. (religie) een stralenkrans die een heilige in afbeeldingen omgeeft
  2. (meteorologie) een diffuse lichtgevende ring rond de zon of de maan veroorzaakt door lichtstrooiing aan ijskristallen in de dampkring
    • Er bestaat een grote verscheidenheid aan halo's doordat ijskristallen licht op veel verschillende manieren kunnen breken. 
  1. (astronomie) de bolvormige invloedsfeer die een melkwegstelsel omgeeft
    • In de halo bevinden zich bolvormige sterrenhopen. 
  1. (economie) het uitstralen van een marketingactiviteit op een ander merk/product dan dat waar de activiteit direct op gericht is
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord halo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˈheɪləʊ/
Woordafbreking
  • ha·lo

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
halo halos
haloes

halo

  1. (religie) halo
  2. (meteorologie) halo


Indonesisch

Woordafbreking
  • ha·lo
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] van het Nederlands hallo; een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.
  • [2] van het Nederlands halo; een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.

Tussenwerpsel

halo

  • [1] hallo aanroep bij begin telefoongesprek, om aandacht te trekken of als begroeting
Synoniemen
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

halo


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ha·lo
enkelvoud meervoud
halo halos

Zelfstandig naamwoord

halo m

  1. (religie) halo
  2. stralenkrans

Werkwoord

vervoeging van
halar

halo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar

Verwijzingen


    Tsjechisch

    Uitspraak
    • IPA: /ɦalɔ/
    Woordafbreking
    • ha·lo

    Zelfstandig naamwoord

    halo o

    1. halo
    Verbuiging
    Afgeleide begrippen
    • halový

    Verwijzingen

      Zelfstandig naamwoord

      halo

      1. vocatief enkelvoud van hala
      This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.