gieten/vervoeging
- 1 vloeistof doen vloeien
vervoeging van de bedrijvende vorm van gieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gieten | te gieten | ||||||||
toekomend | zullen gieten | te zullen gieten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gegoten | te hebben gegoten | ||||||||
toekomend | gegoten zullen hebben | gegoten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
gietend | gegoten | ev. giet | mv. verouderd giet | giete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | giet | giet | giet | giet | giet | gieten | gieten | gieten | |||
verleden (o.v.t.) | goot | goot | goot | goot | goot | goten | goten | goten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gieten | zult/zal gieten | zult/zal gieten | zult gieten | zal gieten | zullen gieten | zullen gieten | zullen gieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gieten | zou gieten | zou(dt) gieten | zoudt gieten | zou gieten | zouden gieten | zouden gieten | zouden gieten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gegoten | hebt gegoten | hebt/heeft gegoten | hebt gegoten | heeft gegoten | hebben gegoten | hebben gegoten | hebben gegoten | |||
verleden (v.v.t.) | had gegoten | had gegoten | had gegoten | hadt gegoten | had gegoten | hadden gegoten | hadden gegoten | hadden gegoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegoten hebben | zal/zult gegoten hebben | zult/zal gegoten hebben | zult gegoten hebben | zal gegoten hebben | zullen gegoten hebben | zullen gegoten hebben | zullen gegoten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegoten hebben | zou gegoten hebben | zou/zoudt gegoten hebben | zoudt gegoten hebben | zou gegoten hebben | zouden gegoten hebben | zouden gegoten hebben | zouden gegoten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gegoten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gegoten | er is gegoten | |||||||||
verleden | er werd gegoten | er was gegoten | |||||||||
toekomend | er zal gegoten worden | er zal gegoten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gegoten worden | er zou gegoten zijn | |||||||||
lijdende vorm gegoten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gegoten worden | gegoten te worden | ||||||||
toekomend | gegoten zullen worden | gegoten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gegoten zijn | gegoten te zijn | ||||||||
toekomend | gegoten zullen zijn | gegoten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gegoten | wordt gegoten | wordt gegoten | wordt gegoten | wordt gegoten | worden gegoten | worden gegoten | worden gegoten | |||
verleden (o.v.t.) | werd gegoten | werd gegoten | werd gegoten | werdt gegoten | werd gegoten | werden gegoten | werden gegoten | werden gegoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gegoten worden | zult gegoten worden | zult gegoten worden | zult gegoten worden | zal gegoten worden | zullen gegoten worden | zullen gegoten worden | zullen gegoten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gegoten worden | zou gegoten worden | zou/zoudt gegoten worden | zoudt gegoten worden | zou gegoten worden | zouden gegoten worden | zouden gegoten worden | zouden gegoten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ben gegoten | bent gegoten | bent/is gegoten | zijt gegoten | is gegoten | zijn gegoten | zijn gegoten | zijn gegoten | |||
verleden (o.v.t.) | was gegoten | was gegoten | was gegoten | waart gegoten | was gegoten | waren gegoten | waren gegoten | waren gegoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gegoten zijn | zult gegoten zijn | zult gegoten zijn | zult gegoten zijn | zal gegoten zijn | zullen gegoten zijn | zullen gegoten zijn | zullen gegoten zijn | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gegoten zijn | zou gegoten zijn | zou/zoudt gegoten zijn | zoudt gegoten zijn | zou gegoten zijn | zouden gegoten zijn | zouden gegoten zijn | zouden gegoten zijn |
- 2 weersomstandigheden
vervoeging van het werkwoord gieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
het | giet | het | goot | het | zal gieten | ||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
gietend | heeft gegoten | giet | giete |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.