gepeupel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·peu·pel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewone volk’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • het gewone volk [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gepeupel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gepeupel o [3]

  1. het gewone volk, de laagste klasse
  2. het gespuis het onkundige, ruwe, woeste volk
    • Zij had in de straten van Parijs het op bloed beluste gepeupel gezien, dat was opgehitst door fanatici als Marat, Danton en Robespierre. Zij had meegemaakt hoe familieleden en vrienden eindigden onder de guillotine en had zelf moeten vluchten. Zij begreep dat politiek niet alleen een zaak van beginselen, ideeën en regels was, maar dat emoties, verwachtingen, frustraties, rancune en moeilijk definieerbare verschijnselen als mentaliteit en identiteit een minstens even grote rol speelden. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gepeupel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.