uitschot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitschot uitschotten
verkleinwoord uitschotje uitschotjes

Zelfstandig naamwoord

uitschot o

  1. personen van laag allooi
    • Wat een uitschot is dat, zeg! 
  1. datgene wat afvalt bij een sortering naar kwaliteit, met name bij papierproductie
  2. (visserij) het deel van de visvangst dat weer teruggeworpen wordt
  3. kosten betaald voor opgevraagde informatie
    • De kosten, rechten en uitschotten blootgesteld in alle fasen van de invordering van de verschuldigde bedragen vallen ten laste van de debiteur van de retributie. 
  1. de uitlaat van een poldermolen of gemaal

Gangbaarheid

  • Het woord uitschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.