gespuis
Nederlands
Woordafbreking
- ge·spuis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geboefte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gespuis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gespuis o
- lieden van laag allooi
- Ik wil niets met dat gespuis te maken hebben.
Gangbaarheid
- Het woord gespuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gespuis' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.