schorem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schorem    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxorəm/
Woordafbreking
  • scho·rem
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisj, in de betekenis van ‘uitvaagsel’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord schorem -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

schorem o

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) uitschot, schorriemorrie, lieden van laag allooi
    • Dat stuk schorem komt bij mij de deur niet in! 
  1. (Jiddisch-Hebreeuws) leugens
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • schoremer, schoremerd
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schorem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.