genoot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘deelgenoot, makker’ voor het eerst aangetroffen in 776 [1]
  • van Middelnederlands ghenoot, van Oudnederlands genotas, verwant aan genieten en nut[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord genoot genoten
verkleinwoord genootje genootjes

Zelfstandig naamwoord

genoot m

  1. een gelijke
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
genieten

genoot

  1. enkelvoud verleden tijd van genieten
    • Ik genoot. 
    • Jij genoot. 
    • Hij, zij, het genoot. 

Gangbaarheid

  • Het woord genoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.