bondgenoot
Nederlands
Woordafbreking
- bond·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deelgenoot, helper’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- samenstelling van bond en genoot [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bondgenoot | bondgenoten |
verkleinwoord | bondgenootje | bondgenootjes |
Zelfstandig naamwoord
bondgenoot m
- (militair) een andere macht waarmee een afspraak gemaakt is aan dezelfde zijde te zullen strijden
- Het Vaticaan en de VS zijn bezorgd over Polen, dat zowel geopolitiek als religieus geldt als belangrijke bondgenoot.[3]
- iemand waarmee je samenwerkt en die je steunt
- Worstelaar Hulk Hogan blijkt een onverwachte bondgenoot in de ring te hebben in zijn strijd tegen roddelsite Gawker. Peter Thiel betaalde volgens Forbes de kosten voor de rechtszaak. [4]
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een andere macht waarmee een afspraak gemaakt is aan dezelfde zijde te zullen strijden
Gangbaarheid
- Het woord bondgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bondgenoot' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "bondgenoot" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- bondgenoot op website: Etymologiebank.nl
- Stéphane Alonso NRC 2 juni 2016
- Hans Klis NRC 25 mei 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.