kamergenoot
Nederlands
Woordafbreking
- ka·mer·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kamer en genoot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamergenoot | kamergenoten |
verkleinwoord | kamergenootje | kamergenootjes |
Zelfstandig naamwoord
kamergenoot m
- iemand met wie iemand de kamer deelt als woonruimte
- Mijn kamergenoot heeft de afwas niet gedaan.
Gangbaarheid
- Het woord kamergenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kamergenoot' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.