geduld
Nederlands
Woordafbreking
- ge·duld
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lijdzaamheid, volharding’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Naamwoord van handeling van dulden met het voorvoegsel ge-
- vervoeging van dulden: de stam met omvoegsel ge- -d, zonder -d omdat de stam al op -d eindigt [2]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dulden |
geduld
- voltooid deelwoord van dulden
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geduld | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
geduld o
- de rust en bereidheid om te wachten
- Je zal toch echt meer geduld moeten zien op te brengen.
- Als je de encyclopedie er op naslaat krijg je een waslijst aan definities. De mooiste vind ik de volgende. Geduld is de eigenschap dat je kunt afwachten.[3]
Hyponiemen
- engelengeduld, jobsgeduld, monnikengeduld
Afgeleide begrippen
- geduldig, geduldoefening, geduldspier, geduldwerkje
Uitdrukkingen en gezegden
- Geduld is een schone zaak.
Je moet overal geduld voor hebben.
Vertalingen
1. de rust en bereidheid om te wachten
|
|
Gangbaarheid
- Het woord geduld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geduld' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.