patience
Nederlands
![](../I/m/SpiderPatience.jpg)
kaartspel voor één persoon
Woordafbreking
- pa·ti·en·ce
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kaartspel voor één persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- sOntleend aan Frans patience [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | patience | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
patience o
- kaartspel voor één persoon
- Wat begint als een gezelschapsspel, ‘eigenlijk was het niets anders dan het spelletje patience aan het eind van de dag’, wordt een queeste naar betekenis die het dagelijks leven niet echt kan bieden: ‘Van andere nutteloze spelletjes verschilde dit alleen doordat er een vage kans was op een grote winst, zonder dat ik zou hebben geweten hoe die eruit zag en waar ik die had kunnen ophalen.’ [3]
Gangbaarheid
- Het woord patience staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'patience' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.