gebit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bit
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geheel van tanden en kiezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1340 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gebit gebitten
verkleinwoord gebitje gebitjes

Zelfstandig naamwoord

gebit o

  1. (anatomie) alle tanden en kiezen van een dier of mens
Synoniemen
  • dentuur
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • gebitplaat, gebitsbeschermer, gebitselement, gebitsregulatie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gebit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.