gebit
Nederlands
Woordafbreking
- ge·bit
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geheel van tanden en kiezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1340 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebit | gebitten |
verkleinwoord | gebitje | gebitjes |
Synoniemen
- dentuur
Hyponiemen
- bovengebit, draculagebit, kunstgebit, melkgebit, ondergebit, paardengebit, schaargebit
Afgeleide begrippen
- gebitplaat, gebitsbeschermer, gebitselement, gebitsregulatie
Vertalingen
1. alle tanden en kiezen van een dier of mens
Gangbaarheid
- Het woord gebit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gebit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.