mondstuk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mond·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mondstuk mondstukken
verkleinwoord mondstukje mondstukjes

Zelfstandig naamwoord

mondstuk o

  1. (muziek) dat deel van een blaasinstrument dat in de mond genomen wordt of aan de lippen gezet
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mondstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.