mondstuk
Nederlands
Woordafbreking
- mond·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mond en stuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mondstuk | mondstukken |
verkleinwoord | mondstukje | mondstukjes |
Zelfstandig naamwoord
mondstuk o
- (muziek) dat deel van een blaasinstrument dat in de mond genomen wordt of aan de lippen gezet
Vertalingen
1. dat deel van een blaasinstrument dat in de mond genomen wordt of aan de lippen gezet
Gangbaarheid
- Het woord mondstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mondstuk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.