afgrond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afgrond (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɑfχrɔnt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɑfxrɔnt/
- (Limburg): /ˈɑvɣrɔnd/
Woordafbreking
- af·grond
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘grondeloze diepte’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afgrond | afgronden |
verkleinwoord | afgrondje | afgrondjes |
Zelfstandig naamwoord
afgrond m
- een grote steile diepte
- Hoogtevrees is de angst in een afgrond te vallen, nietwaar?
Vertalingen
1. een grote steile diepte
Gangbaarheid
- Het woord afgrond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afgrond' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.