flora

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flora    (hulp, bestand)
  • IPA: /floˈrɑ/
Woordafbreking
  • flo·ra
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gezamenlijke planten van een streek’ voor het eerst aangetroffen in 1760 [1]
  • van Flora, de Romeinse godin van bloemen en van de lente
enkelvoud meervoud
naamwoord flora flora's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

flora v

  1. het plantenrijk in een bepaalde streek of periode
    • Madagascar heeft een ontzettend rijke flora, met vele soorten die enkel daar voorkomen. 
Synoniemen
  • plantenwereld
Afgeleide begrippen
  • floraal
  • floralia
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • alpenflora
  • bacterieflora
  • bermflora
  • bosflora
  • darmflora
  • duinflora
  • microflora
  • stinsenflora
  • stroomdalflora
  • zinkflora
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord flora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
flora florae
floras

Zelfstandig naamwoord

flora

  1. flora


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

flora g

  1. flora
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flora     floran     floror     flororna  
genitief   floras     florans     florors     florornas  
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.