flora
Nederlands
Woordafbreking
- flo·ra
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gezamenlijke planten van een streek’ voor het eerst aangetroffen in 1760 [1]
- van Flora, de Romeinse godin van bloemen en van de lente
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flora | flora's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
flora v
- Madagascar heeft een ontzettend rijke flora, met vele soorten die enkel daar voorkomen.
Synoniemen
- plantenwereld
Afgeleide begrippen
- floraal
- floralia
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
|
Vertalingen
1. plantenrijk in een bepaalde streek of periode
Gangbaarheid
- Het woord flora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'flora' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zweeds
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | flora | floran | floror | flororna |
genitief | floras | florans | florors | florornas |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.