fauna
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fauna (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈfʌʊna/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈfʌːna/
Woordafbreking
- fau·na
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dierenwereld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1822 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fauna | fauna's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
fauna v/m
- (biologie) het geheel aan dieren in een gebied
- De fauna van dat eiland is nog zo goed als onveranderd over de laatste driehonderd jaar.
Hyponiemen
|
|
Afgeleide begrippen
- faunabeheer, faunavervalsing
Vertalingen
1. het geheel aan dieren in een gebied
Gangbaarheid
- Het woord fauna staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fauna' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.