flikkeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flik·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onrustig licht afgeven’ voor het eerst aangetroffen in 1545 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flikkeren
flikkerde
geflikkerd
zwak -d volledig

Werkwoord

flikkeren

  1. inergatief afwisselend meer en minder of helemaal geen licht geven of terugkaatsen
    • De lampjes blijven flikkeren. 
  1. inergatief, (informeel) vallen
    • Hij is van de trap geflikkerd. 
  1. overgankelijk, (informeel) gooien
    • Flikker die pc het raam uit. 
  1. (dysfemisme) geslachtsgemeenschap hebben, i.h.b. van homoseksuelen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • flikkerbuis, flikkering, flikkerlicht, geflikker
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord flikkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.