duvelen
Nederlands
Woordafbreking
- du·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
duvelen |
duvelde |
geduveld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
duvelen
- onovergankelijk (informeel) last veroorzaken
- onovergankelijk (informeel) plotseling vallen
- Hij viel in slaap op de bank en duvelde daarna op de grond
Gangbaarheid
- Het woord duvelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duvelen' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.