blikkeren
Nederlands
Woordafbreking
- blik·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘flikkeren’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
- frequentatief gevormd uit blikken "schitteren" met het achtervoegsel -er
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blikkeren |
blikkerde |
geblikkerd |
zwak -d | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord blikkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blikkeren' herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.