fonkelen
Nederlands
Woordafbreking
- fon·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘levendig glanzen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1812 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fonkelen |
fonkelde |
gefonkeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
fonkelen
- absoluut lichtflitsjes afgeven, door weerkaatsing of het oplichten van vonken
- De champagne fonkelde in de glazen.
Gangbaarheid
- Het woord fonkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fonkelen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.