fonkelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fon·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘levendig glanzen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1812 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fonkelen
fonkelde
gefonkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

fonkelen

  1. absoluut lichtflitsjes afgeven, door weerkaatsing of het oplichten van vonken
    • De champagne fonkelde in de glazen. 

Gangbaarheid

  • Het woord fonkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.