eng

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eng    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛŋ/
Woordafbreking
  • eng
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bouwland’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 801 [1]
  • In de betekenis van ‘griezelig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1896 [1]
  • In de betekenis van ‘nauw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen engengerengst
verbogen engeengereengste
partitief engsengers-

Bijvoeglijk naamwoord

eng [2]

  1. angst veroorzakend
    • Dat was echt een eng monster! 
  1. met weinig tussenruimte
    • De enge straat liep dood. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord eng -
verkleinwoord - -
Het letterteken eng

Zelfstandig naamwoord

eng v/m

  1. het symbool en de letter ŋ en de bijbehorende klank

Gangbaarheid

  • Het woord eng staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Duits

Bijvoeglijk naamwoord

eng

  1. eng, nauw

Kiribatisch

Voegwoord

eng

  1. ja

Luxemburgs

Lidwoord

eng

  1. één of een
  1. «Léiwen ass eng belsch Stad an der Regioun Flandern.»
    Leuven is een Belgische stad in de regio Vlaanderen.

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / eŋ /
Woordafbreking
  • eng
Woordherkomst en -opbouw
  • Bijvoeglijk naamwoord: Ontleend aan het Duits
  • Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord eng.
Naar frequentie 21578
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud eng engere engest
o enkelvoud engt
meervoud enge
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
enge engere engeste

Bijvoeglijk naamwoord

eng (meestal gebruikt in de vorm van de vergrotende trap)

  1. eng, strikt
Synoniemen
  • snever
  • trang
Uitdrukkingen en gezegden
  • i ordets engere betydning
in engere zin des woords
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   eng     m: engen
v: enga  
  enger     engene  
genitief   engs     m: engens
v: engas  
  engers     engenes  

Zelfstandig naamwoord

eng m / v

  1. natuurlijk grasland
  2. (landbouw) cultuurgrasland
  3. (landbouw) hooiland
  4. (veeteelt) wei, weide, weiland
  5. begroeiing, plantendek
Hyperoniemen
  • [1-4]: gressmark
Afgeleide begrippen
  • [1]: blomstereng
  • [1]: natureng
  • [1]: villeng
  • [2]: ekre
  • [2]: kløvereng
  • [2]: kunsteng
  • [5]: plantedekke

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / eŋ /
Woordafbreking
  • eng
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord eng
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   eng     enga     enger     engene  

Zelfstandig naamwoord

eng v

  1. natuurlijk grasland
  2. (landbouw) cultuurgrasland
  3. (landbouw) hooiland
  4. (veeteelt) wei, weide, weiland
  5. begroeiing, plantendek
Hyperoniemen
  • [1-4]: grasmark
Afgeleide begrippen
  • [1]: blomstereng
  • [1]: natureng
  • [1]: villeng
  • [2]: ekre
  • [2]: kløvereng
  • [2]: kunsteng
  • [5]: plantedekke
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.