aker
Nederlands
Woordafbreking
- aker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘emmer’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
|
|
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aker | akers |
verkleinwoord | akertje | akertjes |
Zelfstandig naamwoord
aker m
- koperen of ijzeren emmertje, dat men aan een touw neerlaat om water te putten
- Akers zijn een belangrijk bestanddeel van de wintervoorraad van eekhoorns.
- een soort kwastje, bedoeld als kledingversiersel
- In de klederdracht van Marken zijn nog steeds akers te zien.
Synoniemen
- [1] putemmer
- [2] eikel
Afgeleide begrippen
- [1] akeren
Vertalingen
1. koperen of ijzeren emmertje, dat men aan een touw neerlaat om water te putten
2. vrucht van de eik
|
|
Gangbaarheid
- Het woord aker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aker' herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "aker" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, door Johannes Franck, M. Nijhoff 1892
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈɑːkəɾ /
Woordafbreking
- a·ker
Naar frequentie | 60090 |
---|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.