emmeren
Nederlands
Woordafbreking
- em·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zaniken’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- afgeleid van emmer met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
emmeren |
emmerde |
geëmmerd |
zwak -d | volledig |
Hyponiemen
- dooremmeren
Gangbaarheid
- Het woord emmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'emmeren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.