emmeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • em·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zaniken’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
  • afgeleid van emmer met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emmeren
emmerde
geëmmerd
zwak -d volledig

Werkwoord

emmeren [3]

  1. onovergankelijk zeuren, zeiken
Hyponiemen
  • dooremmeren

Gangbaarheid

  • Het woord emmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.