weekeinde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • week·ein·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weekeind
weekeinde
weekeinden
weekeindes
verkleinwoord weekeindje weekeindjes

Zelfstandig naamwoord

weekeinde o

  1. (tijdrekening) periode van vrijdagavond tot en met zondagnacht
    • In het weekeinde loopt de temperatuur weer verder op. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • kerstweekeinde, openingsweekeinde
Afgeleide begrippen
  • weekeinder
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord weekeinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.