weekeind
Nederlands
Woordafbreking
- week·eind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van week en eind
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weekeind weekeinde |
weekeinden weekeindes |
verkleinwoord | weekeindje | weekeindjes |
Gangbaarheid
- Het woord weekeind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
weekeinden |
weekeind
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
- Ik weekeind.
- gebiedende wijs van weekeinden
- Weekeind!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
- Weekeind je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.