weekeind

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • week·eind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weekeind
weekeinde
weekeinden
weekeindes
verkleinwoord weekeindje weekeindjes

Zelfstandig naamwoord

weekeind o

  1. (tijdrekening) periode van vrijdagavond tot en met zondagnacht

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord weekeind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Werkwoord

vervoeging van
weekeinden

weekeind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
    • Ik weekeind. 
  2. gebiedende wijs van weekeinden
    • Weekeind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
    • Weekeind je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.